U kunt Verifier als zelfstandig hulpmiddel gebruiken om kleurconsistentie tussen twee afdrukken te verifiëren, een drukproef of afdruk te controleren ten opzichte van een simulatieprofiel of karakteriseringsgegevens, de huisstandaard te verifiëren of om kleurpatches die uit één kleur bestaan te meten.
Voordat u begint, moet u het meetinstrument aansluiten op de computer.
- Klik in Taakcentrum op de werkbalk op Verifier.
- Klik op Preferences (Voorkeuren) en klik op het tabblad Algemeen.
- Zorg ervoor dat uw meetinstrument is geselecteerd onder Meetapparaat.
Voor sommige meetapparaten zijn apparaatspecifieke instellingen beschikbaar. U kunt bijvoorbeeld een meetvoorwaarde (M0, M1 of M2) selecteren of opgeven dat u patches wilt meten die uit één kleur bestaan.
Alleen voor meetinstrument ES-1000: Als u in plaats van patches met één kleur een controlebalk wilt meten, selecteert u de richting van de meting. Deze instelling zorgt ervoor dat de kleurpatches worden gemeten in overeenstemming met de beweging van het meetinstrument over de controlebalk.
- Selecteer een pieptoon onder Gebruikersinterface (optioneel).
Verifier maakt standaard gebruik van de pieptoon van het meetinstrument. Als u het selectievakje inschakelt, wordt in plaats hiervan de pieptoon van het besturingssysteem gebruikt.