Geavanceerde opties voor paginanummering instellen
- Klik met de rechtermuisknop op een in de wachtrij geplaatste/geblokkeerde taak in Command WorkStation en kies JobMaster.
-
Selecteer de pagina’s die u wilt bewerken in het deelvenster Paginaweergave en kies Acties > Nummering en stempels bewerken.
Opmerking: Als u hoofdstukbeginpagina’s aan de taak wilt toevoegen, moet u dit doen voordat u Nummering en stempels bewerken selecteert.
-
Klik in het venster Nummering en stempels op het pictogram Bereik toevoegen boven het dialoogvenster Type en Bereik.
- Kies het type bereik in het menu Type.
- Geef een bereik op in het veld Bereik.
- Als u een bereik wilt dupliceren, selecteert u dit en klikt u op .
- Als u een bereik omhoog wilt verplaatsen in de volgorde, klikt u op .
- Als u een bereik wilt verwijderen, klikt u op .
- Als u het dialoogvenster Paginabereik selecteren wilt openen, klikt u op de weglatingstekens in het veld Bereik. Raadpleeg Paginabereik selecteren
- Als u eigenschappen aan de nummering wilt toevoegen, klikt u op onder het veld Tekst. Raadpleeg Eigenschappen van nummering in Geavanceerde paginanummering en stempels voor meer informatie over de mogelijke instellingen. De opties voor nummering worden weergegeven op de pagina in het voorbeeldvenster en macro’s worden weergegeven in het veld Tekst.
- Als u de grootte van het paginanummerveld wilt wijzigen of het veld naar een andere positie op de pagina wilt verplaatsen, gebruikt u het pictogram Selecteren boven in het voorbeeldvenster. Met het pictogram Verplaatsen kunt u het beeld in het voorbeeldvenster verplaatsen wanneer is ingezoomd.
-
Als u de geselecteerde eigenschappen van de nummering wilt aanpassen, kunt u wijzigingen aanbrengen in het veld Tekst.
Opmerking: Als u aan een bereik meerdere nummeringselementen toevoegt, zoals paginanummers, hoofdstuknummers en datum of tijd, worden macro’s aan het veld Tekst toegevoegd in de volgorde waarin u de elementen in het menu selecteert, zonder spaties tussen de macro’s.
- Als u spaties tussen de nummeringselementen wilt toevoegen, moet u spaties tussen de macro’s invoegen.
- Als u meerdere regels in de paginanummerweergave wilt maken, gebruikt u de toets Enter/Return om een regelterugloop tussen macro’s in te voegen.
- Als u een gekozen nummeringselement wilt verwijderen, verwijdert u de macro in het veld Tekst.
- Als u statische tekst aan het nummeringselement wilt toevoegen, typt u de tekst op de gewenste plaats ten opzichte van de macro’s.
- Als u een paginanummer wilt opvullen met nullen, sterretjes of spaties, voert u het opvulteken in, gevolgd door een getal dat aangeeft uit hoeveel tekens het paginanummer in totaal moet bestaan, gevolgd door een dubbele punt. Als u bijvoorbeeld nullen wilt toevoegen zodat het nummer uit zeven tekens bestaat, wijzigt u de tekst van het paginanummer als volgt: {#07:DOCUMENTPAGINANUMMER}. Als het paginanummer 6 is, is het uitvoerresultaat als volgt: “0000006”.
- Als u een achtergrond aan het nummerveld wilt toevoegen, klikt u op . Selecteer de kleur en opaciteit van de achtergrond voor het paginanummerveld. Het pictogram verandert in .
- Kies de instellingen bij Type, zoals lettertype, kleur, grootte, stijl, hoek.
-
Kies een van de opties onder Nummeringsopties.
- Alleen de opgegeven pagina’s tellen: selecteer deze optie om aan te geven dat alleen de pagina’s in het geselecteerde bereik worden geteld.
- Aangepaste nummering gebruiken voor dit bereik:
- Pagina’s die moeten worden overgeslagen: als een pagina wordt overgeslagen, wordt de pagina wel meegenomen in de paginatelling, maar wordt geen paginanummer weergegeven.
- Beginnr.: de nummering van het document begint met het nummer dat u invoert. Als u de optie hebt geselecteerd om alleen de opgegeven pagina’s in het bereik te tellen, begint de nummering van de sectie met het nummer dat u hebt ingevoerd.
- Interval: voor elke pagina in het document of bereik wordt het paginanummer van de vorige pagina verhoogd met de waarde die u invoert.
- Aantal keren herhalen: geef op hoe vaak het paginanummer in het bereik moet worden herhaald.
- Tabbladen en tussenvellen tellen: ingevoegde tabbladen of blanco pagina’s worden meegeteld bij het berekenen van paginanummers.
- Opnieuw starten na invoegen: de paginanummering wordt opnieuw gestart na een tussenvel, volgens het beginpaginanummer dat u hebt ingesteld.
-
Kies de instellingen voor Afdrukopties.
- Afdrukken op: de paginanummering wordt afgedrukt op beide pagina’s, alleen op de voorzijde of alleen op de achterzijde.
- Gespiegeld: de paginanummers worden gespiegeld op tegenoverliggende pagina’s geplaatst.
- Afdrukken op tabbladen: paginanummers worden afgedrukt op de ingevoegde tabbladen, als u Tabbladen en tussenvellen tellen hebt geselecteerd bij Nummeringsopties.
- Stijlen toepassen op alle: selecteer de stijlen die u op alle bereiken wilt toepassen.
- Klik op OK. U kunt een voorbeeld van de paginanummering bekijken in het deelvenster Velweergave in het venster Fiery JobMaster. U kunt de instellingen ook opslaan als voorkeuze in het menu Voorkeuzen . Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over voorkeuzen.
Hoofdonderwerp: Geavanceerde paginanummering en stempels