In het deelvenster Navigator bepaalt u wat er in de afbeeldingsvoorvertoning wordt weergegeven. U kunt het gebied van de afbeeldingsvoorvertoning vergroten tot volledige schermgrootte.

1. Kies een van de volgende mogelijkheden om de positie te wijzigen van het afbeeldingsgedeelte dat zichtbaar is in het voorbeeld:

   • Sleep het kader in het deelvenster Navigator.

   • Sleep de afbeelding.

   • Als u de voorvertoning wilt centreren op een specifieke locatie in de afbeelding, houdt u de Shift-toets ingedrukt en klikt u op die locatie.

2. U kunt de afbeelding op een van de volgende manieren rechtsom roteren:
   • Kies 90°, 180° of 270° in de lijst of klik op het pictogram Roteren ().
   • Klik Weergave > Roteren en klik op de juiste selectie.

   De rotatie is alleen van toepassing op het voorbeeld, niet op de afgedrukte taak.

   Als u het voorbeeld wilt herstellen naar de oorspronkelijke afdrukstand, klikt u op Weergave > Roteren > Terugstellen.

3. Als u het afbeeldingsvoorbeeld horizontaal wilt spiegelen, klikt u op het pictogram Spiegelen <pictogram invoegen>.

   Het spiegelen is alleen van toepassing op het voorbeeld, niet op de afgedrukte taak.

   Als u het effect van het spiegelen op het afbeeldingsvoorbeeld wilt omkeren, klikt u opnieuw op het pictogram Spiegelen.

4. (Voor Fiery ImageViewer 4.0) Als u het scherm wilt splitsen op een diagonaal om de afbeelding vóór en na de aanpassingen te zien, klikt u op het pictogram Wisser.

   Het rastergebied boven de diagonale lijn geeft de effecten na bewerking weer, en het rastergebied onder de diagonale lijn geeft de effecten zonder bewerking weer. U kunt de afbeelding pannen om de splitsing te verplaatsen in de richting van voor of na correctie. De afbeelding beweegt in de richting waarin de splitsing wordt gesleept.

   De wisser kan worden over het scherm worden verplaatst Ctrl+Alt (Windows) of Cmd+optie (macOS) en het scrollwieltje van de muis.

5. Als u het gebied van de afbeeldingsvoorvertoning wilt vergroten, klikt u op Weergave > Volledig scherm.

   Druk op de toets F om weer naar de normale weergave te gaan.

6. Als u het niet-bedrukbare gebied wilt weergeven, klikt u op Weergave > Niet-bedrukbaar gebied. U kunt de kleur van het niet-bedrukbare gebied wijzigen in Voorkeuren.