Fiery XF 7.1

Navigatie verbergen of weergevenVorige onderwerpVolgende onderwerpDelenAfdrukkenPDF

Workflows configureren

U kunt nieuwe workflows maken door een sjabloon te selecteren of door een kopie te maken van een bestaande workflow, zoals de algemene workflow. U kunt ook workflows bewerken en hernoemen.

Command WorkStation biedt de volgende standaardsjablonen:

  • PRODUCTIE: biedt toegang tot instellingen die doorgaans worden gebruikt in verschillende productieomgevingen, maar verbergt de instellingen die specifiek zijn gericht op een proefafdrukomgeving.

  • PROEFAFDRUK: biedt toegang tot instellingen die doorgaans worden gebruikt in verschillende proefafdrukomgevingen, maar verbergt de instellingen die specifiek zijn gericht op een productieomgeving.

  • FOTO: biedt toegang tot instellingen die doorgaans worden gebruikt in verschillende foto-omgevingen.

  • AANGEPAST: biedt toegang tot de volledige reeks gelicentieerde functies.

Command WorkStation zorgt dat bronprofielen, simulatieprofielen (referentieprofiel) en weergavetypen voor elke standaardworkflow worden voorgeselecteerd. U kunt de kleurweergave aanzienlijk verbeteren door profielen en weergavetypen te selecteren die specifiek zijn voor uw workflow (raadpleeg Profielen en weergavetypen selecteren).

  1. In Server Manager: Klik op de zijbalk op Printers en selecteer een printer. Selecteer een workflow in de structuurweergave van de printer.
  2. Kies een van de volgende mogelijkheden:
    • Een nieuwe workflow maken: Klik op de knop Toevoegen (+) naast Workflow. Selecteer vervolgens het soort workflow en de sjabloon die het best overeenkomt met uw behoeften, en klik op Laden.

    • Een bestaande workflow bewerken: Klik op de workflow.

    • Een workflow naar een andere printer kopiëren: Klik met de rechtermuisknop op de workflow, klik op Kopiëren naar printer en selecteer vervolgens een printer.

    • Een workflow naar een andere printer verplaatsen: Klik met de rechtermuisknop op de workflow, klik op Verplaatsen naar printer en selecteer vervolgens een printer.

    • Een workflow dupliceren: Klik met de rechtermuisknop op de workflow en klik vervolgens op Dupliceren.

    • De naam van een workflow wijzigen: Klik met de rechtermuisknop op de workflow en klik op Hernoemen. Typ vervolgens een unieke naam en klik op Opslaan.

  3. Pas de instellingen aan (optioneel).

    U kunt de beschikbare instellingen van elke workflowsjabloon aanpassen.

  4. Klik met de rechtermuisknop op de workflow en klik op Als standaard instellen (optioneel).

    De standaardworkflow is voorgeselecteerd voor alle taken die u importeert.

U kunt uw workflows aanpassen met de instellingen op de tabbladen Bestand, Opmaak, Afwerking, Kleur, Printer en Verifiëren .
Gebruiksrechtovereenkomst