Fiery XF 7

Navigatie verbergen of weergevenVorige onderwerpVolgende onderwerpDelenAfdrukkenPDF

Definieer de basis voor uw kalibratiebestand

De eerste stap naar het kalibreren van uw printer is het opgeven van instellingen voor printer, media, inkt en uitvoer. U kunt vele verschillende inktkanalen kalibreren.

Voordat u begint, moet u het meetinstrument aansluiten op de computer.

Het is niet mogelijk het doorzichtige inktkanaal te kalibreren, maar u kunt de hoeveelheid doorzichtige inkt regelen door in een latere stap een inktlimiet in te stellen.

Opmerking:

EFI biedt een afzonderlijk document waarin wordt uitgelegd hoe u G7-kalibratiebestanden kunt maken en implementeren. Ga voor meer informatie naar de EFI-kennisdatabase.

Opmerking:

U kunt elke stap van de kalibratieprocedure opslaan door Bestand > Kalibratie opslaan te selecteren. Het kalibratiebestand wordt opgeslagen in de werkmap. U kunt het kalibratiebestand later laden van deze map om door te gaan met uw kalibratie. Het printerkalibratiehulpprogramma opent in de stap die het laatst werd bewerkt.

U kunt ook een voltooid kalibratiebestand laden. In dit geval opent het printerkalibratiehulpprogramma in het venster Samenvatting zodat u de afdrukvoorwaarden waaronder het kalibratieproces is gemaakt, kunt weergeven.

  1. Selecteer uw printer, printertype en inkttype.

    Color Tools maakt standaard een generieke witte kalibratie voor printers die witte inkt ondersteunen. Het wordt automatisch toegepast wanneer u de instellingen voor de witte inkt van de printer selecteert in Server Manager. Door de algemene witkalibratie is het doorgaans niet nodig het witkanaal te kalibreren. Als u echter te veel puntverbreding opmerkt bij het afdrukken van witgradaties op een EFI-printer, kunt u een aangepaste witkalibratie maken door hier een printer te selecteren met “Wit” in de naam.

    Het is niet mogelijk het witkanaal van een niet-EFI-printer te kalibreren. U kunt de uitvoerkwaliteit echter verbeteren door een visueel correctiebestand toe te passen

    Sommige printermodellen ondersteunen meer dan één inkttype. Zorg dat u het juiste inkttype selecteert.

  2. Selecteer uw meetinstrument.

    Voor sommige meetapparaten zijn apparaatspecifieke instellingen beschikbaar.

    Als uw printer een ingebouwd meetinstrument heeft, schakelt u de gewenste selectievakjes in als u wilt dat Color Tools een kalibratiebestand maakt en automatisch doorgaat met het automatisch aanmaken van een mediaprofiel.

  3. Selecteer een kalibratiedoel (alleen niet-EFI-breedformaatprinters).
    • Proefafdruk: berekent automatisch de inktlimiet op basis van de kleurengammaverschuiving (gecoat papier).

    • Foto of productie—berekent automatisch de beste verzadiging voor het grootste mogelijke kleurengamma door lichte inkt vroeger en in grotere hoeveelheden toe te voegen in de full-tone gebieden.

  4. Typ een naam voor het kalibratiebestand (optioneel).

    De standaardnaam wordt gegenereerd vanaf het printermodel, de resolutie, de datum en de tijd. U kunt een aangepaste naam typen door het selectievakje Genereer de naam voor de instellingen uit te schakelen.

  5. Ga als volgt te werk onder Media-instellingen:
    1. Selecteer het mediatype dat het best overeenkomt met de media die in de printer worden geplaatst.
    2. Selecteer een medianaam of voer een aangepaste naam in. Dit is de naam die u later selecteert in Server Manager.
    3. Typ de actuele waarden om de media-invoer aan te passen aan het doel (optioneel). Command WorkStation helpt u bij het oplossen van horizontale strepen door het uitvoerformaat van uw afdrukken aan te passen. Als u eerder het bestand Lineal_01.ps dat bij de software is geleverd, hebt afgedrukt en gemeten, kunt u het resultaat in het kalibratieproces opnemen.
  6. Voer onder Uitvoerinstellingen het volgende uit:
    1. Resolutie—Selecteer de doelresolutie. Hogere resoluties zorgen voor een betere uitvoerkwaliteit, maar beïnvloeden de verwerkings- en de afdrukprestaties. Als u een screeningbestand wilt insluiten, moet u ervoor zorgen dat u hier dezelfde resolutie selecteert.
    2. Afdrukmodus—De afdrukmodus definieert de kwaliteit van de uitvoer. Afdrukmodi zijn printerspecifiek en zijn ook afhankelijk van de geselecteerde resolutie.
    3. Afdrukrichting—Bidirectioneel afdrukken is sneller dan unidirectioneel afdrukken omdat de printkop in beide richtingen afdrukt. Het unidirectioneel afdrukken leidt echter tot nauwkeurigere resultaten. Niet alle printers ondersteunen bidirectioneel afdrukken.
    4. Halftoonproces—Voor printers voor continue tonen, is de halftoonmethode van de printerfabrikant standaard geselecteerd.

      Voor printers met niet-continue tonen, selecteert u Foutdiffusie (SE1) voor maximale kwaliteit of selecteert u Stochastisch halftoonproces (SE2) voor een snellere RIPing of voor variabele puntgrootte.

    5. Kleurmodus—Zorg dat het aantal inkten en de inktkleuren juist zijn voor uw printer.
    6. Puntgrootte—Sommige EFI-printers ondersteunen puntgrootten: Vast betekent dat elk punt de grootte van één inktdruppel heeft. Grijswaarden betekent dat de inktdruppels variabele grootten hebben.
    7. Screening—Als u eerder een screeningbestand hebt gemaakt met een oudere versie van Fiery XF, kunt u dit opnemen in het kalibratiebestand. Het screeningbestand moet zich in de map Screening onder C:\ProgramData\EFI\EFI XF\Server bevinden. Selecteer Screening als de methode voor het halftoonproces en selecteer dan het screeningbestand.
  7. Selecteer De stap “Grijsbalans” voor neutrale grijstinten, zelfs zonder kleurbeheer opnemen (optioneel) (alleen voor EFI-breedformaatprinters).

    Deze instelling zorgt voor een evenwicht tussen de curven C, M en Y om neutrale grijstinten te produceren, zelfs voordat het mediaprofiel wordt gemaakt.

  8. Selecteer De stap “Kwaliteitscontrole” opnemen voor gammavergelijkingen (optioneel) (alleen voor EFI-breedformaatprinters).

    Deze instelling maakt L*a*b*-gegevens voor effen kleuren en stelt u in staat het gamma van het kalibratiebestand te evalueren en het te vergelijken met een referentieprofiel, zoals GRACoL of ISOcoated_v2 of met een aangepast profiel voordat een mediaprofiel wordt gemaakt.

  9. Klik op Geavanceerd (optioneel) (alleen niet-EFI-breedformaatprinters).

    In het venster Geavanceerd kunt u het percentage lichte inkten in de effen kleuren definiëren.

  10. Klik op Volgende.
Bekijk nu de video's:

Klik hiervoor de kalibratie van EFI-printers.

Klik hiervoor de kalibratie van het stuurprogramma van CT-printers.

Klik hiervoor de kalibratie van het stuurprogramma van HT-printers.

Klik hiervoor de kalibratie van het stuurprogramma van RGB-printers.

Gebruiksrechtovereenkomst