In het dialoogvenster Contour Cutting (Contour snijden) kunt u de standaardsnijcontouren bewerken of aangepaste snijcontouren toevoegen.
Voordat u begint: Zorg dat u een voorkeuze voor een snijcontour hebt geconfigureerd en het dialoogvenster Contour Cutting (Contour snijden) hebt geopend.
- Selecteer Extract contour path from EPS/PDF (Contourpad ophalen uit EPS/PDF) (optioneel).
Als u het contourpad niet ophaalt uit EPS/PDF-taken of als de taak geen contourpad bevat, wordt het bindvak automatisch als snijcontour gebruikt.
- Kies een van de volgende mogelijkheden:
Een nieuwe snijcontour definiëren: Klik onder de tabel op de knop Add (Toevoegen) (+) om een rij aan de tabel toe te voegen. Overschrijf Enter spot color name (Voer naam van steunkleur in) met de exacte naam van de snijcontour van het grafische programma en druk vervolgens op <Enter>.
Een snijcontour configureren of bewerken:
Klik in de kolom Method (Methode) op een item en klik er vervolgens opnieuw op. Klik op de pijl-omlaag en selecteer een standaardsnijmethode. Of selecteer Zelf bepaald om een aangepaste snijmethode toe te voegen.
Klik in de kolom Mode (Modus) op een item en klik er vervolgens opnieuw op. Klik op de pijl-omlaag en klik op een item. De modus beïnvloedt snelheid en kwaliteit. De snelheidsinstelling zorgt ervoor dat de afdruk zo snel mogelijk wordt gesneden, maar mogelijk is het snijden niet erg nauwkeurig. Met de kwaliteitsinstelling vindt het snijden nauwkeuriger plaats, maar dit duurt het langer.
Sommige snijmethoden hebben geavanceerde instellingen. Klik op pictogram van een blauwe pen om het dialoogvenster Advanced contour setting (Geavanceerde contourinstellingen) te openen. U kunt de lengte van de lijn, de bitdiameter, de groefhoek en de z-diepte wijzigen.