Eigenschappen van variabele velden
Lijst met de verschillende variabele-veldeigenschappen die kunnen worden gebruikt bij het bewerken van een documentontwerp met variabele gegevens
Opmerking:
Klik op Eigenschappen loskoppelen (
) om de variabele eigenschappen in een venster weer te geven.
Klik op Eigenschappen vastzetten (
) om de variabele eigenschappen als een deelvenster aan de rechterkant van het scherm vast te zetten.
| Type variabele | Beschikbare eigenschappen | Besturing | Functie |
|---|---|---|---|
| Tekstveld/Aangepaste tekst | Variabele | Geeft de variabelen in een tekstvak weer | |
| Positie |
|
Wijzig de positie van een geselecteerd tekstvak voor variabele tekst op een masterpagina. | |
| Formaat |
|
Bepaal de grootte van het tekstvak voor variabele tekst. | |
| Lettertype | Lettertype | Kies uit een lettertype dat op uw systeem beschikbaar is. | |
| Kies de dikte van het lettertype | Wijzig de dikte van het lettertype dat wordt gebruikt in het geselecteerde tekstvak voor variabele tekst. | ||
| Gebruikt in master | Bekijk de lettertypen die in het masterbestand worden gebruikt. | ||
| Tekengrootte | Selecteer de tekengrootte. | ||
| Tekstkleur | Selecteer de tekstkleur. Opmerking: De kleur kan worden geselecteerd door CMYK, HSL, hex, RGB of met behulp van het hulpmiddel Kleurenpalet.
Sla kleuren op als Vooringestelde kleuren door een kleur te kiezen en op Kleur toevoegen te klikken. |
||
| Uitlijning | Links uitlijnen | Lijn de tekst uit op de linkerkant van het tekstvak met variabele tekst. | |
| Centreren | Centreer de tekst in het tekstvak met variabele tekst. | ||
| Rechts uitlijnen | Lijn de tekst uit op de rechterkant van het tekstvak met variabele tekst. | ||
| Hoek | Hoek van het tekstvak | Stel de hoek van het tekstvak met variabele tekst in graden in. | |
| Opvullen |
|
Schakel het selectievakjeOpvullen in om de opvulling achter de gemarkeerde tekstvariabele in te schakelen. Klik op de Opvulkleur om de achtergrondkleur in een tekstvak met variabele tekst te wijzigen.
Opmerking: De kleur kan worden geselecteerd door CMYK, HSL, hex, RGB of met behulp van het hulpmiddel Kleurenpalet.
Sla kleuren op als Vooringestelde kleuren door een kleur te kiezen en op Kleur toevoegen te klikken. |
|
| Afbeeldingen | Positie |
|
Plaats de geselecteerde variabele afbeelding op een masterpagina die wordt bepaald door de locatie op de X- en Y-assen. |
| Formaat |
|
Bepaal de grootte van de variabele afbeelding. | |
| Passend | Proportioneel | Gebruik de oorspronkelijke verhoudingen van een afbeeldingsvariabele. | |
| Strekken | Strek een afbeeldingsvariabele zodat deze past bij de grootte die u opgeeft. Opmerking: Deze instelling kan afbeeldingen vervormen.
|
||
| Opnieuw instellen | Hiermee wordt een afbeelding teruggezet naar de instellingen die uit het gegevensbronbestand zijn geïmporteerd. | ||
| Barcodes | Variabel | N.v.t. | Geeft de naam van de streepjescodevariabele weer. |
| Positie |
|
Wijzig de positie van een geselecteerde streepjescodevariabele op een masterpagina. | |
| Formaat |
|
Bepaal de grootte van een streepjescodevariabele. Opmerking: Deze eigenschap is niet voor alle streepjescodetypen beschikbaar.
|
|
| Type | Kies uit de beschikbare streepjescodetypen. | Stel het streepjescodetype in dat overeenkomt met een streepjescodevariabele in het gegevensbronbestand. | |
| Balktekst | N.v.t. | Geeft de tekst weer met de streepjescode. | |
| Schaal |
|
Wijzig de schaal van een streepjescodevariabele op de X- en Y-as. |
